Deze prijs ging naar het Rwandese vrouwencollectief Pro-femmes Twese Hamwe ("Allen Tesamen"), een bundeling van 32 Hutu- en Tutsi-vrouwen-organisaties. Het collektief ontving 40.000 dollar en een verdraagzaamheidstrofee van de direkteur-generaal van de UNESCO.
Het vrouwencollectief kwam tot stand na de massaslachtingen van april 1994. Bij deze slachtingen kwamen meer dan een miljoen mensen om en sloegen zo'n 2 miljoen mensen op de vlucht. Het massale geweld had een vernietigend effect op de economie en infrastruktuur van Rwanda. De vrouwen startten een vredescampagne met sociale rechtvaardigheid, vrouwenrechten en bestraffng van de aanstichters van de genocide als inzet. Hun gezamelijke akties ter verbetering van de levensomstandigheden van de Rwandezen, m.n. die van vrouwen en kinderen, hebben een kleinschalig karakter. Ze zijn gericht op voedselvoorziening en het verkrijgen van eigen inkomsten.
Ook verdiepen de vrouwen zich in de geschiedenis van Rwanda en de oorzaken van het conflict. De vrouwen trachten de regering, kerken en niet-gouvermentele organisaties en de media bij hun programma's te betrekken. Zo hopen ze de rol van de Rwandese vrouwen te versterken, die 60 tot 70% van de bevolking uitmaken en die de zorg moeten dragen voor duizenden verweesde kinderen in een situatie van extreme armoede.
"Zoals Martin Luther King hadden de vrouwen van Rwanda een droom: dat deze nachtmerrie zich nooit meer in Rwanda, of elders zal herhalen." zei Veneranda Nzambazamariya, de voorzitster van het collektief. Ze wees erop dat een miljoen kinderen zitten opgesloten in de Rwandese gevangenissen, beschuldigd van genocide. "Zijn zij ook geen slachtoffers? Door hen te veroordelen veroordelen wij onszelf. Alle moeders van de wereld, samen en met een stem, genoeg!"